Teuntje Pieternella Huisman groeide op als oudste kind van Cornelis Huisman en Meinsje Stierman.
Verder bestond het gezin uit nog 2 broers, Pieter en Arie Adrianus.
Haar ouders waren hun tijd ver vooruit. Zij vonden niet dat een meisje maar een dienstje moest nemen, maar dat ze een beroep moest leren, want dat zou haar zekerheid bieden in de toekomst, ook al zou ze trouwen.
Daarom ging ze naar de Christelijker Kweekschool in Dordrecht om te leren voor onderwijzeres.
Dat was een zware financiële belasting voor haar ouders, want ook de broers moesten later een opleiding volgen.
Voor Pieter, die direct na haar kwam, betekende dat, dat hij na de Ambachtschool direct moest gaan werken. Door avondstudie wist hij toch een middelbare schoolopleiding te volgen.
Arie was als jongste broer in het voordeel, dat zijn zus reeds gediplomeerd onderwijzeres was en kon bijdragen aan het gezinsinkomen en hij ging ook naar de kweekschool om onderwijzer te worden.
Teuntje Pieternella, door haar kweekschool vriendinnen Truus genoemd, was ook al op jonge leeftijd leidster bij een meisjes vereniging, waarvoor zij een diploma had gehaald.
Als kwekeling werkte ze op dieverse scholen, zoals in "De Grote Lind", nu deel van Zwijndrecht en op de lagere school in de Museumstraat te Dordrecht, waar ze zelf ook als kind op school was geweest.
Ze haalde op 14 november 1917 haar Akte van bekwaamheid vrije en orde oefeningen de Gymnastiek, gevolgd door de Akte van Bekwaamheid Nuttig Handwerken voor meisjes op 15 februari 1918.
Haar Akte van Bekwaamheid als onderwijzeres kreeg ze op 29 mei 1920
Op 19 juli 1920 werden de bewijsstukken door de gemeente Hardinxveld goed bevonden en werd ze onderwijzeres op de Christelijke school te Boven-Hardinxveld, waar ze tot 1923 bleef.
School Boven-Hardinxveld
In dat jaar kreeg ze een aanstelling op de School met den Bijbel te Oud Alblas van de "Vereniging tot Stichting en Instandhouding van eene School met den Bijbel te Oud Alblas".